Zijl, schut en verlaat, spuisluis en schutsluis. Deze zijn allemaal benamingen van door de mens aangelegde 'kunstwerken' voor de beheersing van het waterpeil en het mogelijk maken van scheepvaart. In de loop der eeuwen hebben deze termen regelmatig een andere betekenis gekregen. Een Zijl is een noordelijk term voor een afwatering van een binnendijks water naar getijdewater. In de eenvoudigste vorm is het een klep in de dijk, te vergelijken met een kattenluik dat alleen maar naar buiten open kan. Als het eb is kan het water naar buiten stromen, als het vloed wordt sluit de klep vanzelf en blijft het water buiten. Later worden de kleppen vervangen door hoge puntdeuren die bij hoog water gesloten worden. Bij geopende stand is dan scheepvaart mogelijk, zoals bijvoorbeeld in Blokzijl.
Een Schut is van oorsprong niets anders dan een schot in het water. Een schut in stromend water zorgt ervoor dat het waterpeil bovenstrooms hoger wordt: een 'stuitschut'. Aanwonenden hebben soms het recht het water 'op te schutten' om bevloeiing van de akkers mogelijk te maken. Bij een watermolen plaatst de molenaar een schut om voldoende waterkracht voor de molen te krijgen. Schippers hebben vroeger 'mobiele' schutten gebruikt om bij lage waterstanden te kunnen varen. Met takkenbossen en balken wordt stroomafwaarts van het schip tijdelijk een schut gemaakt. Als het water voldoende gestegen is halen ze het schut weg en drijven de schepen met de afstromende watergolf een eindje verder, totdat ze weer vastlopen. Dan wordt weer een nieuw tijdelijk schut aangelegd, enzovoort, enzovoort.
Een Verlaat of Vallaat is een permanente schut met een verticaal beweegbaar schot. Daardoor kan men naar believen de waterstroom tegenhouden (het bovenstroomse water 'opschutten') of gereguleerd laten afvloeien. Bij de Meppelersluis is aan de zuidzijde nog een stroomduiker met stalen schuiven: dat is een verlaat om overtollig water buiten de sluis om te kunnen laten afstromen. Bij nagenoeg alle moderne sluizen in rivieren zijn er stroomkanalen met verlaten parallel aan de sluis. Tegenwoordig spreekt men echter meer van 'stuwen'. In het verleden zijn in Drenthe veel verlaten gebouwd waarvan de schotten zo hoog kunnen worden opgetrokken dat de schepen er onder door kunnen varen. Onder andere rond 1600 in de benedenloop van de Havelter A tussen Havelte en Meppel.
Een Sluis is de algemene benaming voor een stuk water dat aan weerszijden kan worden afgesloten. Meer in het bijzonder wordt bedoeld een afsluitbaar stuk water waarbij schepen van een hoog niveau naar laag niveau (of omgekeerd) worden gebracht. De lengte is daarbij in feite niet van belang en zou dus ook enkele kilometers kunnen bedragen.
Tegenwoordig kennen we de 'schutsluis', een klein stukje door deuren af te sluiten water waar de schepen 'opgeschut' (omhoog gebracht) of 'afgeschut' (omlaag gebracht) kunnen worden. Het zijn in feite de afsluitingen en doorgangen tussen de op verschillende hoogte liggende 'panden' van een waterweg. Het Engelse woord 'lock' geeft duidelijker aan wat bedoeld wordt.
In de rond 1625 tot stand gekomen Echtener Nieuwe Grift (de voor de scheepvaart verbeterde Wetering en de voorloper van de Hoogeveensche Vaart) worden eerst sluizen met aan weerszijden valdeuren gebouwd. Later vervangen door sluizen met puntdeuren aan de lage zijde en vallaat-schuiven aan de hoge zijde. Dat is om de grote afwatering te kunnen realiseren die nodig is als gevolg van het 'aan snee' brengen van de Echtener Hoge Venen. 's Nachts en op zondagen, als er geen scheepvaart is, kan men dan de lage puntdeuren openzetten en door het stellen van de vallaten een grote afvoer realiseren. Bij een sluis met aan weerszijde puntdeuren is dat niet mogelijk.
Een keersluis is in feite naar de Nederlandse begrippen geen sluis, maar een tijdelijke waterkering die kan worden gesloten als de waterstand dit noodzakelijk maakt. Komt wel weer overeen met de Engelse term 'lock' voor een sluis. Het woord is ontstaan doordat men sluisdeuren gaat gebruiken voor deze tijdelijke waterkeringen. Bij een keersluis kunnen schepen niet omhoog of omlaag geschut worden. Als de keersluis gesloten is, moeten ze wachten. De huidige Meppelerdiepsluis bij Zwartsluis is een keersluis (en daardoor in feite geen sluis, maar een waterkering) die gemiddeld 16 dagen per jaar gesloten is. De nieuw aan te leggen Meppelerdiepsluis is een schutsluis, die gemiddeld 350 dagen per jaar geheel open zal staan.
Om de verwarring nog groter te maken wijs ik nog op de balgstuw bij de Kadoelen. Dat is een opblaasbare waterkering die bij hoog water het IJsselmeer (Ketelmeer) kan afsluiten van het Zwarte Water. Deze 'stuw' is dus niet bedoeld om het water op te stuwen, maar juist om te voorkomen dat bij westenwinden het IJsselmeerwater in het Zwarte Water opgestuwd wordt.
|